4**** voor Volt in De Standaard
06.10.2019
Er hangt storm in de lucht. En die storm barst ook los, op het einde van Roderik Six’ intrigerende en virtuoos kwaadaardige roman Volt. PETER JACOBS
Lees hier: ‘Een visioen van Roderik Six.’
“Roderik Six houdt van alliteratie. Dat merk je hier en daar in Volt, zijn derde roman na Val en Vloed. En driemaal V is scheepsrecht.
Volt speelt zich af in een onbestemde post-apocalyptische wereld, een toekomst waarin de klimaatverandering de wereld al behoorlijk onherbergzaam heeft gemaakt. Of heeft er een ‘wereldbrand’, een allesvernietigende oorlog of andere ramp gewoed? Heeft het neoliberalisme de samenleving finaal onderuitgehaald? De setting is 1984– achtig: op een tropisch eiland verschanst een elite zich tegen beter weten in; ze heeft de ‘inlanders’ tot slaven gedegradeerd. Het is een plek die onder constante spanning staat, waar extreem geweld gewoon is, waar iedereen alles en iedereen wantrouwt. ‘Dit is het eiland – niemand is onschuldig.’ Staat de mensheid op het punt te verdwijnen, te verpulveren door de hitte en het meedogenloze licht?
We zien alles door de ogen van Duvall, de ‘poortwachter’ die angstvallig de geheime dienst leidt en heerlijk anachronistisch met papieren fiches in de weer is. Hij werkte ooit in The City, het financiële ‘hart’ van Londen. Vanuit zijn kantoor in de glazen toren met een spits van onyx houdt hij zijn collega’s in de gaten. Samen met zijn chauffeur/lijfwacht Benji en de wetenschapper Victor treedt hij uit de anonimiteit die in dit boek algemeen over de meeste personages en locaties hangt. Victor heeft een serum gemaakt, een levenselixir, en experimenteert verder. Maar is dat de redding? ‘Dat serum heeft van ons goden gemaakt maar dan wel goden zonder schepping, zonder onderdanen. We regeren nergens over, we regeren over leegte.’ Het serum leidt niet tot glorieuze onsterfelijkheid; het verhindert gewoon dat de overlevenden sterven.
Six, die onder zijn fans Ilja Leonard Pfeijffer en collega-woordtovenaar Peter Verhelst mag rekenen, is onklopbaar in de beschrijving
Over wat in traditionele romans de plot is, zeg maar de ontwikkeling van het verhaal, blijft in Volt veel ongezegd of opzettelijk vaag. Erg origineel is Six’ uitgangspunt trouwens niet. Wat er precies gebeurd is, is niet te achterhalen. We verzamelen snippers, hints in de herinneringen van Duvall. We belanden op die manier even in Zuid-Afrika, waar hij blijkbaar gewoond heeft, en krijgen de indruk dat hij ooit een vrouw had. En lezen we daar niet een echo van de klimaatmarsen? Of zijn het de gele hesjes? Het doet er niet toe. We moeten de losse eindjes naar goeddunken aan elkaar knopen, terwijl Duvall langzaam de controle over zijn geheugen verliest.
We gaan ondergronds, vertoeven ook onder water, cruisen met de wagen naar het kamp waar de inlanders wonen – Auschwitz en Mengele zijn dan plotseling niet ver weg. Gaandeweg merken we dat ook dieren een centrale rol spelen in Volt: muggen en mieren, losgeslagen geiten, vervaarlijk gedegenereerde honden, verwilderde ezels en zelfs octopussen, die algemeen worden beschouwd als intelligente dieren en een verrassend aandeel in het cataclysme van Volt krijgen.
Duizelen van woorden
Roderik Six, die onder zijn fans Ilja Leonard Pfeijffer en collega-woordtovenaar Peter Verhelst mag rekenen, is vooral onklopbaar in de beschrijving: als een miniaturist en als een filmregisseur zet hij sterke scènes klinisch precies neer. Zo ontgaat ons niets: een kleur, een geur, een schaduw, een geluid, een lichtval, een gelaatstrek, een rimpeling op het water. De decors, de handelingen en de gewaarwordingen worden bijna pijnlijk gedetailleerd en overvloedig beschreven, realistisch, zo lijkt, maar soms kantelt het naar het surrealisme. Er heerst in Volt bovendien een bijzondere spanning tussen koele afstandelijkheid en bijna totale intimiteit met de personages. Je zit vaak in Duvalls gestoorde hoofd en je wil er graag weer weg.
Het is van in het begin raak. De scène waarin Duvall ontwaakt op een strand, is magistraal – we voelen de sensaties van zijn zintuigen bijna aan den lijve, seconde na seconde. Zulke visioenachtige passages stapelen zich in het boek op.
Citaten kiezen is onbegonnen werk. Ik beperk me tot één voorbeeld. ‘Een kissend geluid sist me wakker alsof een adder vanonder de doorweekte lakens het kussen op siddert en in mijn oor lispelt dat er een nieuwe dag is aangebroken. Alweer een nieuwe dag.’
Het ritme wisselt. Soms meanderen de zinnen een eind voort, soms zijn ze zo uitgebeend dat het bijna hermetische versregels worden. Ook grafisch is dat zichtbaar. Je wordt er weleens duizelig van, van zoveel virtuositeit.
Het is moeilijk vat te krijgen op het verhaal en op de personages. Je moet de controle willen loslaten. Daarom wordt Volt voor sommige lezers na een tijdje wellicht minder boeiend. De taal moet het verhaal dragen – een keuze die Roderik Six al in zijn debuut maakte. Hij doet dat ook hier en als meesterproef in sfeerschepping en in decorschildering is dit mysterieuze en onthutsende boek dan ook weer bijzonder geslaagd. Volt past in alle opzichten in de duistere lijn van Vloed en Val, tot in de titel en de betoverende coverillustratie toe.
In de gruwel en de wreedheid zit een onmiskenbare schoonheid.”